woensdag 21 augustus 2013

Uit de kast (XIII): Wilfried Adams

Voor de poëziekast met de ogen toe. Welke bundel zal ik er nu weer uit plukken? En welk gedicht zal ik nu zonder te kijken te voorschijn bladeren? Het wordt Graafschap – Gedichten 1968-1969 van de betreurde Wilfried Adams waarvan ik bladzijde 4 opsloeg, met daarop Na een jeugd:

Zo schreef ik in heldere luchten
landschappen van water en aarde
ik stond met de zon op goede voet
vurig betoonde zij zich en trouw

Ik was jong
mijn handen spraken klare taal

Nu ga ik teloor in ontheemde gebaren
en aan mijn stamelende vingers
ken ik amper mezelf.