dinsdag 2 juni 2020

Uit de kast (XCVII): Anne-Fleur van der Heiden


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Zaailingen van Anne-Fleur van der Heiden (Uitgeverij Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2020), waaruit ik op bladzijde 29 het gedicht Walruskalf opensloeg:

Graag was ik als walruskalf geboren
om als zoog gekust te worden
door een moeder met snorharen
omarmd te worden door een flipper
of twee, met een vader die de grootste heeft
van het dierenrijk, 60 centimeter

maar ik werd geboren als lederschildpad
ei zonder geslacht, door mijn moeder
in het zand begraven, met de taak
alleen uit te kruipen, te water te gaan, kwallen te eten