Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht uit de kast. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht uit de kast. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

maandag 1 april 2024

Uit de kast (CXLII): Roger Rennenberg


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Kapmantels van tijd van Roger Rennenberg (Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam, 1993), waaruit ik op bladzijde 41 Het detail opensloeg:

zoals de blauwe halfopen
schoenen met kurken hiel
me vertrouwd zijn
herken ik meer nog je naakte benen
en verzorgde rode teennagels
om over je huid
door de gaatjes in je tricot deux-pièces
nog maar te zwijgen.

zaterdag 2 maart 2024

Uit de kast (CXLI): Tijs van Bragt


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat weier van Tijs van Bragt (Uitgeverij De Kaneelfabriek, Udenhout, 2022), waaruit ik veldnotities 4 opensloeg:

in een zaaddoos wacht een bos
een bos dat op dieren wacht

als een kleine, tikkende tamboerijn
luistert het in je hand:

je vingers, je stem

roezemoes van regen boven een akkerrand

zondag 11 februari 2024

Tranen of water?


Ik pakte Van binne n’uit weer eens uit de kast, omdat in mijn geboortestad de Vastenavend opnieuw welig tiert. Mart Franken maakte voor die uitgave elf tekeningen bij elf gedichten van mijn hand die ik telkens voorzag van een motto dat uit een Bergs Vastenavendliedje afkomstig is. Zeekant adjeu, dat ik ooit schreef bij een ets van Albert Moelker, gaf ik mee Me kenne n’aan ’t Scheld nouw nie meer pòòtje baaje. Gin Kop van ’t Òòfd atta gedocht:

Zeekant adjeu. ’Erinneringe
n’aan verdwene n’eb en vloed
wete van gin op’ouwe. Voort
leve ze en ze vrage zich af:

Zijn dit trane n’of zijn ik water?

Ik ben als Bergenaar en beheerser van het Bergs op die slotregel nog steeds bijzonder fier. Hij kan eigenlijk niet naar het Nederlands worden ‘vertaald’: dat dubbele gebruik van zijn kan alleen door Brabanders worden ‘begrepen’.

zaterdag 3 februari 2024

Uit de kast (CXL): Will van Broekhoven


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Scheldemond en klauwzeer van Will van Broekhoven (Uitgeverij Leeuwenhof, Oostburg, 2023), waaruit ik op bladzijde 9 De man met de gele hoed opensloeg:

De man met de gele hoed
is terug
en meent dat hij welkom is

Hij had iets meegebracht
om ons te verrassen
hij liet het liggen in de trein

We zouden zeker blij zijn geweest
en dankbaar

En óf we jou hebben gemist
je gele hoed en de manier
waarop je ineens kon verdwijnen
weergaloos zoals je
verrassingen laat liggen

dinsdag 2 januari 2024

Uit de kast (CXXXIX): Wim van Til


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Waar hij geweest is van Wim van Til (Uitgeverij Opwenteling, Eindhoven, 1986), waarin op bladzijde 20 staat:

Waar hij is, waar hij was,
waar hij had kunnen zijn. Zijn moeder
had van hem altijd het hoogst
bereikbare verwacht. Nu stapt hij uit,

een verlaten station. Een weg door de velden.
Hij stiefelt gehaast langs het kerkhof.
Hij graaft zich in
achter zijn hordeur, achter zijn venster.
Zijn kijk op de wereld. Zo
houdt hij vol dat er nooit
iets verandert.

Hij zal zien wat hij wil zien,
de rest zal hij vergeten.

maandag 4 december 2023

Uit de kast (CXXXVIII): Geert Jan Beeckman


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Aardelingen van Geert Jan Beeckman (met foto’s van Eddy Verloes en muziek van Jef Neve, Uitgeverij Snoeck, Gent, 2022), waaruit ik op bladzijde 18 De ziel in een hoofd van was opensloeg:

Wat doe je met de glimlach van een wil.
Met de kater van het gemoed.
Een gelaat gewekt door dageraad
moet de vragen verlossen.

Daar zijn beelden van.
Biechtstoelen van stilte.
Stukken van mensen.
Een ziel in een hoofd van was.

Voor de engelen is het nog een hel
wie de levenden zal bovenhalen
met een dwangnagel van lawaai.

Straks krijgt de weervoorspeller zijn heelal.
Het is nog even onmogelijk maar je bent er al.

Je denkt reeds wat je met de ogen aankan.

vrijdag 3 november 2023

Uit de kast (CXXXVII): Jef van Kempen


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Laatste bedrijf – Een keuze uit de gedichten 1962-2012 van Jef van Kempen (Uitgeverij Art Brut, Tilburg, 2012), waaruit ik op bladzijde 18 Talent opensloeg:

Om bedachtzaam
te lijken,

bal ik
de vuisten

op de rug.

maandag 2 oktober 2023

Uit de kast (CXXXVI): Paul Rigolle


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Mond- en clownzeer van Paul Rigolle (Yang Poëzie Reeks, Gent, 1980), waaruit ik bladzijde 28 met daarop De bloemenman (2) opensloeg:

Zo aangetast. Doorvreten van de papaverslaap
van koele planten, weet hij alleen nog:

Hoe kort voorbijgangers kunnen duren.
Hoe unheimisch en ellendig traag
een dag naar zijn einde toe kan kruipen.

En hoe leerde hij, zolang al, de distel
veel meer dan de roos te vertrouwen.

zaterdag 2 september 2023

Uit de kast (CXXXV): Philippe Cailliau


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Omtrek van water van Philippe Cailliau (Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom/Lichtenvoorde, 2020), waaruit ik op bladzijde 43 Pastorale opensloeg:

Fijne dingen voor wat nog moet komen
verberg ik in de zomen van mijn leven.

Kleine witte repen waarop letters en
zelfs woorden staan, wat leestekens,
alinea’s, vooral veel namen om te geven
aan wat stil en onuitsprekelijk is.

Het is toch wat: fijne dingen die passen
in allegorieën, in sprookjes en ballades,
in een lofzang op het overleven.

woensdag 2 augustus 2023

Uit de kast (CXXXIV): Erik Heyman


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Verzamelde gedichten van Erik Heyman (Uitgeverij De Contrabas, Utrecht/Leeuwarden, 2010), waaruit ik op bladzijde 102 De vreemdeling opensloeg:

Misschien stierven de spreeuwen in hun nest –
en vielen. Hij vermeed en werd geschaduwd,
droogde haar tekens in zijn huid.
At uit de hand. Vraag wat hem rest

buiten de huiver in de holte van een heup.
Want hij verblijft in huizen en verzandt.
Weet dat hij destijds heeft gewoond.

donderdag 6 juli 2023

Uit de kast (CXXXIII): Clem Schouwenaars


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat De vrouwelijke verzen van Clem Schouwenaars (Uitgeverij Ontwikkeling, Antwerpen, 1960), waaruit ik op bladzijde 27 Vrouwen opensloeg:

ik heb de vrouwen lief
omdat hun woorden witgesluierd zijn
niet om de wonderen van zeven ledematen
noch om de misdaad van hun ogen

ik heb de vrouwen lief
alleen daar zij in witte sluiers
van hun woorden warmer dan het wonder
dan de misdaad zijn van al mijn ledematen

vrijdag 2 juni 2023

Uit de kast (CXXXII): Cees Nooteboom


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Zo worden jaren tijd – Gedichten [2022-1955] van Cees Nooteboom (Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam, 2023), waaruit ik op bladzijde 244 Zelf opensloeg:

En als we ons zelf
nu eens achterlieten?

Daar gaat het, zonder groeten,
mokkend en tobbend

op zoek naar iets beters.
Het kijkt niet eens om.

En wij?
Wij moeten eerst wennen
aan dit stralende landschap
van vroeger en later,

van lichtende tijd
zonder nu.

maandag 1 mei 2023

Uit de kast (CXXXI): Hans van de Waarsenburg


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat De vergrijzing van Hans van de Waarsenburg (Nijgh & Van Ditmar, Den Haag/Rotterdam, 1972), waaruit ik gedicht 17 opensloeg:

ze komt terug met haar boodschappen
een handtasje vol vergeleken bij vroeger
iedere zaterdag is anders,
daarom misschien

vindt ze het niet zo vreemd
dat hij vaster dan anders
in zijn verschoten fauteuil plakt

lichtelijk onderuit gezakt
een wat dronken indruk maakt misschien
een soort ‘papa-slaapt-situatie’ van vroeger,
maar echter.

zondag 2 april 2023

Uit de kast (CXXX): Patrick Conrad


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Oude, koude nachten – Memoires in 100 gedichten van Patrick Conrad (Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2022), waaruit ik op bladzijde 109 IX/5 opensloeg:

En wat als we zelf niets meer waren
dan een leugen in de leegte,
de schijn van wat we zijn,
de weerkaatsing van wat glitter op een huls?

Laat de zon ondergaan,
knip het licht uit en zie:

in een nacht zonder maan
verdwijnt elk tastbaar bestaan
en is het met ons gedaan.

vrijdag 3 maart 2023

Uit de kast (CXXIX): Paul Snoek


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Renaissance van Paul Snoek (Manteau, Brussel/Den Haag, 1963), waaruit ik op bladzijde 44 Een reus opensloeg:

Een reus kent zichzelf.
Hij zoekt een meisje zoet als een konijn
om weg te goochelen in en uit
de grote hoed van zijn hart.

Maar een reus is te hoog voor een meisje
en zij te blauw van onderdanigheid.

Het ras der reuzen sterft uit. Spijtig,
want hij kan zijn ogen openrekken
als spek en zijn spieren als slangen
doen spelen, tot vervelens toe.

Een reus is op ijskreem verlekkerd
en op honing van dikke hommels,
die de longen van de rots doen brommen
als dwergen in een waterdichte kerker.

Een reus weet wat hij wil.

donderdag 2 februari 2023

Uit de kast (CXXVIII): Adriaan Jaeggi


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Sorry dat ik het paard en de hond heb doodgeschoten van Adriaan Jaeggi (Prometheus, Amsterdam, 2002), waaruit ik op bladzijde 29 Charmant opensloeg:

Lang geleden in een land hier ver vandaan
begreep ik dat alle paarden
mensen waren in paardenvorm.
Dat heb ik jarenlang kunnen bewijzen.

dinsdag 3 januari 2023

Uit de kast (CXXVII): Henri-Floris Jespers


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat De imperiale gedachte van Henri-Floris Jespers (Uitgeverij Contramine, Antwerpen, 1977), waaruit ik op bladzijde 9 opensloeg het titelloze:

De grauwe kleuren van het onbegrip
Bepalen voortaan de toon van dit
Eenmalig en eerzaam razen over
Verloren velden van keel en zand.

De bleke glimlach van dit gapend
Falen verlicht genadeloos het prille
Grensland van een toekomstige en
Reeds fel bezongen ballingschap.

Machten van broze twijfel en pracht
Vervullen nog nauwelijks mijn dode hart
Met smart. Bitterheid op de tong,
Anjers van woede in de hand!

donderdag 29 december 2022

O zo charmant


Toen ik in het metrostation Groenplaats deze monteur aan het werk zag in die photomaton moest ik natuurlijk onmiddellijk denken aan die o zo charmante film Le fabuleux destin d’Amélie Poulain. Heb die zojuist maar weer eens uit de kast gehaald….

zaterdag 3 december 2022

Uit de kast (CXXVI): Frans Hoppenbrouwers


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Calendarium poeticum – Een galerij van dagen van Frans Hoppenbrouwers (SUN, Nijmegen, 1998), waaruit ik op bladzijde CCXXXII Perpetuitatis hora – Uur van bestendiging, 19 augustus opensloeg:

Dit vleugje wind dat halm en blad beweegt,
beweegt niet zelf, beweegt alleen de lucht,
bezielt, bevrucht het ochtendlijk gerucht,
dat alle smetten uit mijn doolhof veegt.

Ik hoor mijn lief die ingehouden kucht
en wakend slaapt, de bijgeluiden weegt,
terwijl haar hart zich van behagen leegt,
omdat geluk nooit meer is dan een zucht.

Ik denk aan haar en schouw mijn kleine tuin,
die op dit uur een bron van vreugde is,
al neigt het groen al onverdekt naar bruin.

De halm, de tuin, mijn lief en mijn gemis
bestendigen mijn onberoerd fortuin:
dit uur is mij, de vogel en de vis.

donderdag 3 november 2022

Uit de kast (CXXV): Christine D'haen


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Miroirs – Gedichten vanaf 1946 van Christine D’haen (Uitgeverij Querido, Amsterdam, 2002), waaruit ik op bladzijde 275 S’io m’intuassi, come tu t’inmii opensloeg:

Venusje, glinster met glimlachjes, schatje,
ginnegapje, minnepapje,
ik slip in, jij slipt in –
versplinter niet, geduchte godin!