Toen ik mijn Geertje pas kende en we
in haar Tilburg kuierden, zei ze op zeker moment bij een winkel dat ze even wat
jodenvet wilde kopen. “Oei, jódenvet! Wat is me dat nu toch?” dacht ik.
Gelukkig bleek het om een soort druivensuiker in brokken te gaan. In Bergen op
Zoom kenden we (allez: ik dan toch niet) het woord jodenvet voor dat soort snoepgoed niet. Elders heet het blijkbaar borsthoning. Het woord schijnt afkomstig
te zijn van een populaire drogist die het veel verkocht. En die man heette…. Jo
de Vet!