Heerlijk,
hoe Jan Mulder (in Tot u spreekt Jan Mulder) terugblikt op het voetbal
van vroeger ‘toen de spelers de tijd hadden om een wijle om zich heen te kijken
voor een behoorlijke afspeelmogelijkheid in de verte. Toen de beleefdheid van
de opponenten zodanig was dat ze jou die tijd gunden en op gepaste afstand
bleven praten met elkaar, een gesprek dat bijvoorbeeld kon gaan over de fijne
toss die de scheidsrechter zojuist had geleid, waarbij twee aanvoerders elkaar
succes en een prettige wedstrijd hadden gewenst in een aangenaam
najaarszonnetje met enige fijne neerslagdeeltjes om de vijf minuten zodat de
strafschopgebieden lekker glad waren voor een vloeiende dribbel doorheen de
vriendelijk gehumeurde verdedigers, die geen enkele wellevendheid schuwden om
de midvoor van de tegenpartij het scoren te vergemakkelijken.’