Toen ik voor
deze rubriek weer voor de collectie dichtbundels ging staan om er met afgewende
blik willekeurig een exemplaar uit te pikken, viel mijn hand op Het
failliet van Arnoud van Adrichem (Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2020),
waaruit ik met de ogen toe bladzijde 80 opsloeg, met daarop dit titelloos
gedicht:
Zoals wind buitengaats ronddoolt: geen strand
om zich in te graven. De zee pareert spanen en
roeit eigenhandig ons gezichtsveld uit. Ernstig
als beton. Rigide als prikkeldraad in de duinen.
Jij wilt aangifte doen tegen het klimaat. Ik niet.
Laatst was er een meisje loos. Je denkt te snel.
Het moeten mannen met baarden zijn. Je staart
in een spiegelende helm. De portofoon kraakt.
Bol en rond oog ik lankmoedig. Adem als alibi
voor de jongen? Ja. Koude rillingen lopen over
de rug van de zee.