Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Een speen van mager vlees van Rien Timmers (Uitgeverij WEL, Bergen op Zoom, 1998), waaruit ik op bladzijde 26 volgend titelloos vers opensloeg:
onder een stemloze wolk
één steen die in de hitte
ten hemel trilt
en één
in de leegte
vertraagde tijd
in dit niets
in dit alles
heerst afwezigheid
hoor
hoe het water
wacht te vallen