Behalve bolsjewiek
noemde mijn opa zaliger me toen ik nog een jongeman met lange manen was ook
regelmatig gekscherend schobbejak. Even opgezocht: de eerste betekenis
in de Van Dale is ‘schoft, schurk, schavuit, schooier’ (ik zou hiervan
altijd ‘schavuit, schoft, schooier, schurk’ gemaakt hebben: alfabetisch dus)
maar de tweede ‘(gunstig) (min of meer liefkozend) guit, schelm, bengel’
(‘bengel, guit, schelm’ dus). Mij definieerde hij in die tweede betekenis. En
dan is een schobbejak natuurlijk ook nog een korte werkkiel van grof linnen….