De poëzie van Hans van de
Waarsenburg (1943-2015), met wie ik op bovenstaande foto sta, lees ik graag.
Het is te zeggen: zijn latere. Want wat heb ik toch een hekel aan die ‘hippe’
gedichten die in de mode waren toen hij begon. Dat overdenk ik nu ik zijn Powezie
69 lees. Dat powezie alleen al. Tjonge, wat een tijd toch toen
sommige dichters (onder wie Hans zaliger) hypothese schreven als hiepoteze,
precies als presies, associaties als assosiejasies en hygiëne als
hiegiejene (vreemd genoeg bezigt hij wel syndroom en niet sindroom,
en paranoïde en niet paaraanoowiede)
en langharige critici krietiesie daar niet moeilijk over deden. Ter
zake: Powezie 69 noopt me tot late correcties. In de bundel heeft de
dichter het over corned beaf, dat natuurlijk cornedbeef moet
zijn, en – net als de door hem
bewonderde Paul van Ostaijen ooit deed – actrice Asta Nielsen, wier naam hij
echter als Asta Nielssen te boek stelde. Tot daar aan toe. Op bladzijde 8 maakt
hij echt een fóut (nimmer opgemerkt, en zelfs herhaald in de latere bloemlezing
Powezie |61 |69): de oude mannen en vrouwen op de groenplaats / in
antwerpen / zittend op de banken na een warme dag / zullen nooit behoefte
hebben gehad / aan het standbeeld van breughel. [….] Welnu, op de
Groenplaats staat weliswaar een standbeeld, dat stond er ook in de zestiger
jaren reeds, maar niet van Breughel maar van Rubens.