Eens in de maand ga ik voor deze
rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige
bundel uit te nemen. Deze keer is dat Golfslag van Rose Vandewalle (Dodopers,
Eindhoven, 2020), waaruit ik op bladzijde 7 het gedicht Golfslag te Oostende
opensloeg:
de ruisende en fluisterende, de heen en weer
altijd dezelfde toch telkens weer andere
kopjes gevend, kopjes aan de wolken ook
meegetroond door de wind
opnieuw ben ik veertien en rank van gestalte
van zijde en smaragdgroen mijn jurkje
met de zee wil ik moeiteloos mee op haar deining
ook al weet ik amper iets van haar golfslag