donderdag 15 november 2012

Barg

In de bossen van de Achterhoek (in Klein Dochteren meer bepaald) viel mijn oog op een in  de perceptie van deze stadsjongen sprookjesachtig bouwsel. Maar volgens Hans en Louis was dat gewoon maar een barg. Sloeg er het Achterhoeks woordenboek op na: ’n Barg besteet uut één of meer roeien en’n kappe. An de roe drei i-j de bargkappe met ’n haspel óp en neer. Met de barglere – de lange lere – klim i-j der in of uut. I-j hebt één-, twee- en vierroejege barge. Klinkt het niet geweldig, dat Nedersaksisch? Ze verstaan dat tot in Duitsland toe. Het is met het West-Vlaams mijn lievelingsdialect.