dinsdag 2 juli 2019

Uit de kast (LXXXVI): Frederik Lucien De Laere


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Opabinia van Frederik Lucien De Laere (Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2019), waaruit ik op bladzijde 22 het gedicht Dreadnoughtus schrani opensloeg:

Met hun staarten knallen zij en zwepen zij op
brengen een boodschap door de geluidsmuur
aan vrouwelijke exemplaren die kilometers ver
opgewonden aan bladeren vreten.

De paartijd en de etenstijd
brengen de giganten bijeen, voor het verteren
slikken zij in steen voor steen
en gaan dan op het oerwoud af
in een reusachtige formatie.

De aarde davert bij elke stap, kreunt
onder het gewicht van pilaren en mest.
De bossen ondergaan een ultieme test,

een hoop op voortbestaan na de ravage.