In de Unie van Utrecht (1579)
legden de Nederlandse gewesten vast dat de eenheid niet in de weg mocht staan
van de particulier ende speciaele
privilegieën, vryheyden, exemptien, rechten, statuten, loffelicke ende wel
hergebrachte coustumen, usantien ende andere haerluyden gherechtigheyden.
Daartoe behoren ook ongeloof en (maar dat ligt tegenwoordig klaarblijkelijk
gevoeliger) een ánder geloof. Een goede zaak dat veel lidstaten hun
plaatselijke folklore meer en meer koesteren, of juist niet?