Tijdens de Groote Oorlog
beschikten de Engelsen over eerder zielige lichtspoormunitie. Hun Very-patronen
leverden slechts het miezerig effect van een rotje op. Dat leer ik uit Oorlogsgedruis, de memoires
van de dichter Edmund Blunden (1896-1974, zie foto), die aan de Somme, bij
Ieper en bij Passendale vocht. Ze waren jaloers op die van de vijand: “De
Duitsers stuurden fraaie, overtuigende lichtkogels naar boven, die oprezen en
neerdaalden in mooie banen, ofwel hangend aan een parachute hun neerwaartse
spiraal aflegden en de hele omgeving verlichtten. De superioriteit van hun
lichtspoormunitie was vernederend en zou de achterliggende gedachte kunnen zijn
voor de Britse gewoonte om maar zelden Very-patronen af te vuren. Een en ander
leidde zelfs tot een heuse nieuwe ‘sport’: ‘Onder onze manschappen was het de
droom om de hand te kunnen leggen op een van hun lichtpatronen, een prestatie
die beloond zou worden met tien dagen verlof’.”