Zo, het was weer eens tijd om voor de poëziekast te gaan staan, en daar met
mijn ogen toe een bundel uit te plukken. Het werd IJstijd van Erik Heyman (Uitgeverij WEL, 1984), waaruit ik met
gesloten blik het tweede gedicht van cyclus I opsloeg:
Voorlopig vegen wij de as nog
Op de spiegels samen, verkennen zo
Toch het gebied tussen glas in.
Worden de daders van een moord,
Zijn wij geslagen soms terecht.
Niets anders meer kan ons bekoren,
Niets anders meer werd ons belet
Dan steeds dit wachten, dit gebed.
En wie ons eens voorgoed verlaat
Zal amper eenmaal en voor eeuwig leven.