Met gesloten ogen voor de
poëziekast. Welke bundel zal ik er nu weer uit halen? En welk gedicht zal ik nu
zonder te kijken te voorschijn bladeren? Het wordt deze keer Aan alles vast van Reine De Pelseneer
(Uitgeverij De Contrabas, 2011) waarvan ik bladzijde 41 opsloeg, met daarop Wasem:
Door damp uit de douche omvat
praat de vrouw als een gek
in zichzelf: ‘Er is een vrouw
die op mij lijkt, maar nooit dezelfde
is. Ze speurt noest naar een naam
die haar adem herkent, bliktwalend in de spiegel, noemt zich
Tijger en trekt
trage strepen
op het glas.’ Ze zou willendat het ochtend werd
dat ze een ander was.