Met gesloten ogen voor de
poëziekast. Welke bundel zal ik er nu weer uit halen? En welk gedicht zal ik nu
zonder te kijken te voorschijn bladeren? Het wordt Alle goeds van Ingmar Heytze (Uitgeverij Podium, 2001) waarvan ik
bladzijde 139 opsloeg, met daarop Grote
schoonmaak:
Ze haalt de woorden uit mijn mond.
Wat is het daar benauwd en vochtigmoppert ze, de zaklantaarn is ook
al zoek en god wat hangen er vandaag
weer rare zinnen aan mijn huig –
ik laat haar maar, als ik wat terugzeg
zijn er zó een paar ontsnapt en wat
moeten we dan beginnen….