In al Zijn wijsheid zou Hij nog niet
weten dat het een Fransman was die tot hem bad, hooguit een Franstalige. Maar
ik moest toch grinniken om deze passage uit Een portret van de kunstenaar als jongeman van James Joyce: “Het
was enorm zo over alles en overal over na te denken. Dat kon God alleen. Hij
probeerde te denken wat een enorme gedachte dat moest zijn maar hij kon alleen
maar denken aan God. God was Gods naam zoals zijn naam Stephen was. De Fransen
noemden God Dieu en dat was ook Gods
naam; en als iemand tot God bad en Dieu zei
dan wist God meteen dat het een Fransman was die bad.”