Met zeer veel graagte neem ik de
inhoud van dagbladen, dichtbundels, naslagwerken en tijdschriften tot me. Aan
proza beleef ik zelden genoegen. Op de een of andere manier mis ik het talent
om me door die vele pagina’s (prozaschrijvers hebben naar mijn smaak meestal te
veel bladzijden nodig om to the point
te komen) te ploegen, dus vaak haak ik rap af. Zoals ik reeds aangaf: dat ligt
aan mij. Maar zo af en toe zijn er wonderbaarlijk schone boeken die me gelijk
naar binnen weten te trekken en vast weten te houden. Omdat ze, tja, eerder
poëtisch dan prozaïsch zijn. Vanaf deze plaats een wat mij betreft dik
verdiende pluim op de hoed van Leen Huet, wier betoverende Almanak ik pas nu ontdekt heb….