Toen ik weer eens met gesloten ogen voor mijn
poëziekast stond om er voor deze rubriek op goed geluk een bundel uit te halen
had ik bijna een bundel van mezelf te pakken. Maar het was er juist een van
mijn rechterbuurman (de linkerbuurman is Huub Beurskens) Martien Beversluis. Op bladzijde 5 van Het zaad (Uitgeverij De Gulden Ster,
Amsterdam, 1943):
Wij zijn verwaaiend zaad...en dit is al.
Een kleine vonk in een ontzag’lijk branden.Een tengre grashalm in een groot gedein,
zelfzuchtige strijd en eeuwig offerande.
En d’aarde is een korrel uit Gods handen
en ieder zaad is als een gansch heelal.