Het blijft een aardige manier om een
poëziecollectie te gebruiken: af en toe eens met de ogen dicht voor de kasten
te gaan staan en er op goed geluk een bundel uit pakken, en daaruit weer een
willekeurig gedicht te plukken. Deze keer kwam Op het terras van de maan van Jozefa Van Houtland (in 1979
verschenen in De Bladen voor de Poëzie te Brugge) te voorschijn. Daaruit, van
bladzijde 12, Prehistorie:
Jij hebt de rots bekapt
met je vuistbijlik werd idool
van vruchtbaarheid.
Met je vuistbijl
heb je gespeeld
op mijn huid
en de strelingen
werden zigzagband.
Je gaf mij ogen
van zilver
tepeltjes
en een ring.
Ik werd een ding.