Ik ben
dol op de redeneertrant van Charlotte Mutsaers, wier Kersebloed en paardejam ik op de leestafel heb. Ze verbaast zich
erover dat ze regelmatig moet snikken bij het lezen van een aangrijpende tekst,
maar dat ze – hoewel reeds van kind af dol op schilderijen – nog nooit om enig
schilderij ook maar één traan gelaten. “Geen druppel. Hoe kon dat?”
Waarna
ze zoals zo vaak een zijpaadje betreedt: “Ik weet het, tranen staan niet
bijzonder hoog aangeschreven, niet hoger dan laten we zeggen het kerstliedje of
de lage dameshak. En wie ze laat vloeien doet een zwaktebod.” Van een
dergelijke zin word ik helemaal vrolijk. “Toch komt een vrouw op lage hakken
snel vooruit en klinken kerstliedjes engelachtig. En wat is er zo zwak aan een
zwaktebod? Een sterktebod, dat is pas erg. Ga er maar vanuit: types die nooit
huilen, daaraan zijn kunst en liefde niet welbesteed. Maar dit terzijde.” Laat
maar schuiven, die Mutsaers.