Eens in de maand ga ik voor deze rubriek voor de
poëziekast staan om daar met de ogen toe op goed geluk een bundel uit te
plukken en daaruit een willekeurige bladzijde op te slaan. Ditmaal pakte ik Geest van spraak & tegenspraak van
Jacques Hamelink (De Bezige Bij, Amsterdam, 1971). Daaruit bladerde ik ‘blind’
bladzijde 45 op, met Steentijd:
Klusters
bitter kristal spieden
sedert
steentijd
naar
de delfstof van je lach
om
mee te bevriezen.
de
ziende zandkorrel botst
tegen
zijn konfrater
en
herleeft aan je oogharen
als
diamantharde tijdkoude traan.
het
wordt ijsgroen in de wereld,
de
doden liggen onrustig
van
onderkoeld vergaan.