donderdag 2 januari 2020

Uit de kast (XCII): Erik Heyman


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Dagmaat van Erik Heyman (Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 1994), waaruit ik op bladzijde 16 het gedicht Schrik opensloeg:

Ik wil mij knopen uit het
gras dat ik in hooikoorts kan
ontbinden, en zo doorzichtig
worden als mijn eerste schreeuw.

Maar als het sneeuwt voel ik de
lijmschroef rond mijn enkel
kraken, of sluit een kruisspin
weer de holten in mijn keel.

Ik zal de mussen op het
maaiveld nooit verjagen, ik
hoor de houtworm dankbaar
knagen als het dooit. Met open

armen heb ik al wat
lucht kan zijn te veel.