Eens in de maand ga ik voor deze
rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige
bundel uit te nemen. Deze keer is dat De
gloeilampen / De varkens van Habakuk II de Balker (Uitgeverij Harmonie, Amsterdam,
1972), waaruit ik op bladzijde 18 het gedicht De traan opensloeg:
In de schaduw van t oog
(in de schaduw in de schaduw)
brandt de traan als een gloeilamp
brandt de traan en talmt daar; rust
voor hij de lange weg afrolt
lang voor een druppel zout water
omlaag langs het vlees naar de
aarde.