Eens in de maand ga ik voor deze
rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige
bundel uit te nemen. Deze keer is dat Zaailingen
van Anne-Fleur van der Heiden (Uitgeverij Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2020),
waaruit ik op bladzijde 29 het gedicht Walruskalf opensloeg:
Graag
was ik als walruskalf geboren
om
als zoog gekust te worden
door
een moeder met snorharen
omarmd
te worden door een flipper
of
twee, met een vader die de grootste heeft
van
het dierenrijk, 60 centimeter
maar
ik werd geboren als lederschildpad
ei
zonder geslacht, door mijn moeder
in
het zand begraven, met de taak
alleen
uit te kruipen, te water te gaan, kwallen te eten