Het is zuiver beschouwd op quasi álle terreinen dat de
Engelsen af willen wijken, niet mee willen doen en hun eigen gang gaan. Niet
alleen op politiek vlak (Na de Brexit zijn ze helemaal, om met Poetin te
spreken, ‘een onbeduidend eiland ten westen van Europa’), maar ook wat de taal
betreft. Dat viel me op toen ik zag hoe in de Germaanse talen (en ja: het
Engels is een Germaanse taal) vogel (Duits,
Letzeburgs, Nederlands) wordt genoemd. Fugl in het Deens, IJslands en
Noors, fägel in het Zweeds, voël in het Afrikaans, Fuglur
in het Faraoes en fûgel in het Fries. Wat zeggen de Engelsen? Juist: bird.
Je zou denken dat het een linguistisch incidentje is, maar neen. Neem hond (Afrikaans,
Nederlands, Letzeburgs): hundur in het Faraoes en IJslands, hûn
in het Fries en hund in het Deens, Duits, Noors en Zweeds. Wie moeten er
weer een woord hebben dat niet aan de andere verwant is? Juist, de Engelsen met
hun dog. Je zou ze nog gaan verdenken van ingeboren recalcitrantie.