Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Miroirs – Gedichten vanaf 1946 van Christine D’haen (Uitgeverij Querido, Amsterdam, 2002), waaruit ik op bladzijde 275 S’io m’intuassi, come tu t’inmii opensloeg:
Venusje, glinster met glimlachjes, schatje,
ginnegapje, minnepapje,
ik slip in, jij slipt in –
versplinter niet, geduchte godin!