Eens
in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast
staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Door
roode vuur van Blanka Gyselen (Uitgeverij Steenlandt, Kortrijk, 1936),
waaruit ik bladzijde 8 met daarop De Zomer opensloeg:
Wat danst mijn dronken, donker bloed
als dol om zooveel overvloed:
al avonden zoo schuldig-stil
tot gul genieten zonder wil,
al liefde-nachten, zwart en zwoel,
al morgenvreugd, verzadigd-koel….
Hoe laait door deze zomerkoorts
mijn hart: die hooge, roode toorts!..