woensdag 15 september 2010

Eentje(s)


'In de Antichambre van het Concertgebouw zie ik soms wereldberoemde pianisten rustig in hun eentje repeteren,' lees ik in een artikel. Grammaticaal is er niets mis met deze zin, maar wat mij betreft - zeker omdat er een meervoudsvorm wordt gebruikt - semantisch wel. Uit de Van Dale: eentje (onbep. vnw.) in de verb. op of in zijn eentje, terwijl men alleen is, alleen: hij zat, liep in zijn eentje, zonder gezelschap; hij deed het op zijn eentje, in of op zijn eentje, zonder hulp. Dat in hun eentje zit me niet lekker....