Eens in de maand ga ik voor deze rubriek voor de
poëziekast staan om daar met de ogen toe op goed geluk een bundel uit te
plukken en daaruit een willekeurige bladzijde op te slaan. Ditmaal pakte ik Gedichten van Jos De Haes (Lannoo/Atlas,
Tielt-Amsterdam, 2004). Daaruit bladerde ik ‘blind’ bladzijde 45 op, met Nacht:
De
vlerken van het kwaad
werden
gezien op dak
en
torenspits, want laat
is
’t vlees verhit en zwak.
Ook
de engel werd gezien,
hij
dreef in blinderijl
en
tekende onvoorzien
hier
rood daar zwart een spijl.