Godfried
Bomans herkende (getuige dit fragment uit Adviezen van een oude rot)
jargon wanneer het zich manifesteerde: ‘De Zwaagse punter is een eerlijke
Hollandse schaats. De aardigheid is, dat je er zowel overnaads als tuitelings
mee rijden kunt, wat je bij de Friese doorloper wel uit je hoofd zult laten. En
dan: de slag zelf is veel korter. Voeg daarbij, dat de riemen kruiselings aan
de kiepnok bevestigd zijn en dan is het wel duidelijk dat het Zwaagje bij
strenge vorst veruit de voorkeur verdient. Op zacht ijs echter neme men de
Harlinger schansloper.’