Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Dus dit is zomer van Job Degenaar (Thomas Rap, Amsterdam, 1998), waaruit ik bladzijde 37 opensloeg:
Gezien hoe in volkstuinen
de oogstresten smeulen, flauwe
gloed onderaan de dijk
Te weinig de gaten gedicht:
veel hartslag ebde weg;
hoe spaarzaam bloeide iets op
Door de kieren giert november,
veegt scherven van de kosmos
in de kappersluikjes van de dagen