Bij de post nummer 3/4 van de alweer 31ste
jaargang van het Zeeuwse literaire tijdschrift Ballustrada. Voor de afdeling Laaglandse
Poëzie, deze keer met rivieren als thema, schreef ik op verzoek van de
redactie Berkel:
Kleine vogels met
korte halzen zijn hier nog niet
helemaal uit zicht
maar toch al tamelijk verdwenen.
Dit is een vreemde
lome stroom die eerder beek
en amper te bewegen
lijkt. Het is alsof hij voor
bosschages en
velden om hem heen een grote wond
was, nu liever
gaandeweg als litteken verzwegen.
Het is een trage,
schone rivier die braaf haar water
fuutjes dragen
laat. Uren duren bij haar echt uren.
Zomaar ernaar turen
is de halve waarheid al.