Eens in de maand ga ik voor deze
rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige
bundel uit te nemen. Deze keer is dat Dagmaat
van Erik Heyman (Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 1994), waaruit
ik op bladzijde 16 het gedicht Schrik opensloeg:
Ik
wil mij knopen uit het
gras
dat ik in hooikoorts kan
ontbinden,
en zo doorzichtig
worden
als mijn eerste schreeuw.
Maar
als het sneeuwt voel ik de
lijmschroef
rond mijn enkel
kraken,
of sluit een kruisspin
weer
de holten in mijn keel.
Ik
zal de mussen op het
maaiveld
nooit verjagen, ik
hoor
de houtworm dankbaar
knagen
als het dooit. Met open
armen
heb ik al wat
lucht
kan zijn te veel.