Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat
De imperiale gedachte van Henri-Floris Jespers (Uitgeverij Contramine, Antwerpen, 1977), waaruit ik op bladzijde 9 opensloeg het titelloze:
De grauwe kleuren van het onbegrip
Bepalen voortaan de toon van dit
Eenmalig en eerzaam razen over
Verloren velden van keel en zand.
De bleke glimlach van dit gapend
Falen verlicht genadeloos het prille
Grensland van een toekomstige en
Reeds fel bezongen ballingschap.
Machten van broze twijfel en pracht
Vervullen nog nauwelijks mijn dode hart
Met smart. Bitterheid op de tong,
Anjers van woede in de hand!