Toen ik voor deze rubriek weer voor de collectie dichtbundels ging staan om
er met afgewende blik willekeurig een exemplaar uit te pikken, viel mijn hand
op Het grote roeren van Gert de Jager (Gaia Chapbooks, Brantgum, 2020), waaruit ik
met de ogen toe bladzijde 43 opsloeg, met daarop De bomen:
het licht dat door de bomen gaat,
zoals het langs jou gaat,
als je er langs gaat,
eenzame heidevelden en verheven heuvelen:
je gaat naast me,
als een flits waar ik niet zonder kan,
als in ‘grote woorden’.