Terwijl ik mij met gesloten ogen voor de poëziekast
bevond plukte mijn linkerhand volkomen willekeurig Gedichten 1956-1970 van Clem
Schouwenaars (Scriptoria Antwerpen, 1972)
te voorschijn. Uit die bundel het, eveneens lukraak opengebladerde,
gedicht Juni 21 uur:
De straat is een huis tweekleurig,
goud en steen. De stad is een huis.
Wij baden in de nu heilige rivier.
Wij luisteren als bijna lotgenoten.
De oude belofte. Dit weiger ik.
Geloof ik het verhaal der broederschap,
vluchten de haviken uit mijn bloed,
en weerloos sta ik, blinder in de morgen.