Het is me nog niet overkomen dat ik, met de ogen
gesloten voor de poëziekast staand, voor deze rubriek een bundel voor de tweede
keer van de plank haalde. Nu reikte mijn hand naar Binnensmonds van Jan Kostwinder (Uitgeverij WEL, Bergen op Zoom,
1988), waarvan ik bladzijde 44 opsloeg met daarop Schep:
Lege treinen rijden nergens heen.
Je ging weg en je bleef
in mij, de machinist
zei: neem hem op je schep.
Een sluier mist
die langs de hemel trekt,
dat word ik en dat werd jij.