Eens in de maand ga ik voor deze rubriek voor de
poëziekast staan om daar met de ogen toe op goed geluk een bundel uit te
plukken en daaruit een willekeurige bladzijde op te slaan. Ditmaal pakte ik Tequila sunrise van Gerrit Komrij
(Herik, 1998). Daaruit bladerde ik ‘blind’ Heiligheid
(het derde vers, het boekje is niet van paginanummering voorzien) op:
Een ezel is niet dommig van zichzelf.
Van het geheim dat domheid heet is hij
De drager. – Hij is niets dan het gewelf
En het omhulsel van de zotternij.
Een priester dus. Een ezel kan goed denken.
Zojuist zag Zijne Ezelachtigheid
Een welgebekte merrie naar hem wenken.
Hij raakte geen minuut zijn zinnen kwijt.
Nu dan. Hij zal vandaag in alles slagen.
(De hemel is nog steeds niet opgeklaard.)
Hij kent elk antwoord op de levensvragen
En ook heeft hij een wondermooie staart.