Toen ik deze keer met de ogen toe een bundel uit de
poëziekast plukte en daaruit een willekeurige bladzijde opensloeg zag ik (uit
Jan Engelmans Sine Nomine, De
Gemeenschap, Utrecht, 1930) tot mijn vreugde een van mijn lievelingsgedichten, Vera Janacopoulos – Cantilene:
Ambrosia, wat
vloeit mij aan?
uw schedelveld is koeler maan
en alle appels blozen
de klankgazelle die ik vond
hoe zoete zoele kindermond
van zeeschuim en van rozen
o muze in het morgenlicht
o minnares en slank gedicht
er is een god verscholen
violen vlagen op het mos
elysium, de vlinders los
en duizendjarig dolen