Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Calendarium poeticum – Een galerij van dagen van Frans Hoppenbrouwers (SUN, Nijmegen, 1998), waaruit ik op bladzijde CCXXXII Perpetuitatis hora – Uur van bestendiging, 19 augustus opensloeg:
Dit vleugje wind dat halm en blad beweegt,
beweegt niet zelf, beweegt alleen de lucht,
bezielt, bevrucht het ochtendlijk gerucht,
dat alle smetten uit mijn doolhof veegt.
Ik hoor mijn lief die ingehouden kucht
en wakend slaapt, de bijgeluiden weegt,
terwijl haar hart zich van behagen leegt,
omdat geluk nooit meer is dan een zucht.
Ik denk aan haar en schouw mijn kleine tuin,
die op dit uur een bron van vreugde is,
al neigt het groen al onverdekt naar bruin.
De halm, de tuin, mijn lief en mijn gemis
bestendigen mijn onberoerd fortuin:
dit uur is mij, de vogel en de vis.