Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht uit de kast. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht uit de kast. Sorteren op datum Alle posts tonen

zaterdag 14 mei 2016

Uit de kast (XLVII): Lucebert

Van de afgrond en de luchtmens van good old Lucebert (A.A.M. Stols, ’s-Gravenhage, 1955) is de bundel die ik ditmaal met mijn ogen dicht uit de kast trok, en willekeurig open bladerde op pagina 38 waarop het einde:

oud de tijd en vele vogels sneeuwen
in de leegte in de verte
wordt men moe en de stemmen
staan stijf om zelfs de zuiverste lippen

ruw en laag wandelt de regen
waarheen zijn de lichte dagen gegaan
waar zijn de wolken gebleven
alles is stom en van steen

alleen die in zijn engte de elementen telde
buigend bevend als geselslagen
geeft het laatste geluid: het lied
heeft het eeuwige leven

dinsdag 21 januari 2014

Uit de kast (XVIII): Hendrik Carette

Met een zekere regelmaat ga ik met de ogen toe voor de poëziecollectie staan. Om er ‘blind’ een bundel uit te pakken, en daaruit ‘blind’ een gedicht te kiezen. Ditmaal kwam Winter te Damme & andere minder beroemde gedichten van de jonge meester van Hendrik Carette de kast uit. Deze bundel heeft op bladzijde 15  het gedicht Een der druïden staan:

Het heidens hoofd besneeuwd onder
een vacht van knetterend haar.
De schedel aan de kruin kaal geschoren
en met blauwe aders beschilderd.
Ogen na de nacht bebloed en
dieper ingeplant de eiken stem
uit zijn keel die hij schraapt.
In zijn darmen, de gangen van zijn rompgewelf,
vloeit het zo begeerde heilig braaksel
dat hij braakt.
De tijd trilt.
Traag snijdt het verleden de aders
der eeuwen door.

woensdag 2 september 2015

Uit de kast (XXXIX): Renée Van Hekken

Eens in de maand ga ik voor deze rubriek voor de poëziekast staan om daar met de ogen  toe op goed geluk een bundel uit te plukken en daaruit een willekeurige bladzijde op te slaan. Ditmaal kwam daar Landschappen van Renée Van Hekken (De Bladen voor de Poëzie, 1980) uit. Daaruit bladerde ik ‘blind’ dit titelloos gedicht op bladzijde 45 op:

In talen tongen spreken
Waar hangt het touw
om de evenaar
uit te schakelen?
Rood-glanzend steekt
de vlinderkoning
het konijn omhoog
uit de zwarte doos

zondag 13 november 2016

Uit de kast (LIII): De Laere

In uiterste staat van Frederik Lucien De Laere (Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2016) is de bundel die ik ditmaal met mijn ogen dicht uit de kast trok, en willekeurig open bladerde op pagina 39 waarop Thuis, naast de sporen:

We hebben een hebben en houden
op de lijn en houden ons overeind
naast de sporen, het komen en gaan
van reizigers gaat aan ons voorbij.

Wanneer zal keren het tij, het ontij
dat ons in de greep houdt
en de plek heeft uitgezocht
waar wij ons nu bevinden?

Wij hebben de trein gemist
maar winden ons niet op.
We blijven recht

bij het razen.

vrijdag 4 oktober 2019

Uit de kast (LXXXIX): Norbert De Beule


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Vigor anorexia – Een Misboek van Norbert De Beule (Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2019), waaruit ik op bladzijde 18 het gedicht Zelfportret als Astor Piazolla opensloeg:

La Primera Palabra
kwam uit de mond van een bandoneon
Het was de tijd dat de zwaluwen
dansten met hun staarten
Brillantine schitterde in de zon
Iedereen kwam de straat op
in zijn beste pak
Vrijers klakten met de tong
Wees gegroet, Bandoneon
Vol van weemoed en genade
Vouw in U het Plan

van onze dromen.

zondag 17 januari 2016

Uit de kast (XLIII): Roger Nupie

Toen ik vanochtend met gesloten ogen voor de poëziekast stond trok ik Zo verander je van lichaam van Roger Nupie (Pablo Nerudafonds, Brugge, 1993) uit de bundelverzameling. Toen ik mijn ogen opende keek ik naar de willekeurig opgeslagen bladzijde 28, naar het tweede gedicht uit de cyclus De jonkvrouw met het penseel – Bij plastisch werk van Lucienne Stassaert:

Oefen je geduld
ik speel patience
en doem slechts even op
als een verlengd spiegelbeeld

Wend je niet af
het is niet de tijd
het is de kamer
blauw op blauw

zaterdag 2 december 2017

Uit de kast (LXVI): Tony Rombouts


En taterend in de tearoom
is de tijd een kelner in habijt.

Verdwijnt in de altijd open opening
een rekenkundige reeks van:

carré-confiture, mousse au chocolat,
riz-condé, frangipane, tom-pouce,
diplomat, mont-blanc, javanais,
tête-de-nègre, neufchatel

et parfois,
oh! je l’espère,

un éclair…

dinsdag 14 augustus 2012

Uit de kast (I): Yella Arnouts

Tijd voor een nieuwe reeks Uit de kast. Ik ga met gesloten ogen voor mijn poëziekasten staan, pak er op goed geluk een bundel uit en sla – nog immer met de ogen toe – een willekeurige bladzijde op. Op bladzijde 17 van Men schort wat op van Yella Arnouts (Uitgeverij P, Leuven, 2011) staat het gedicht Meeuwen:

Het wintert. Vroeg in de ochtend lopen
mijn jongen en ik alleen op de dijk.

De zee kent als vanouds geen grenzen.
Hoog wikkelen meeuwen lucht om ons heen.
Onze handen van brood strooien gelijk.

Te dicht snaaien die bekken nu
en hij maar wieken en kraaien en hoe ze
niet wijken. Mijn jongetje zo dronken

tolt van de pret om mijn as. Ik zie
in zijn ogen het zwart van hun blik, ze kijken.

woensdag 2 augustus 2023

Uit de kast (CXXXIV): Erik Heyman


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Verzamelde gedichten van Erik Heyman (Uitgeverij De Contrabas, Utrecht/Leeuwarden, 2010), waaruit ik op bladzijde 102 De vreemdeling opensloeg:

Misschien stierven de spreeuwen in hun nest –
en vielen. Hij vermeed en werd geschaduwd,
droogde haar tekens in zijn huid.
At uit de hand. Vraag wat hem rest

buiten de huiver in de holte van een heup.
Want hij verblijft in huizen en verzandt.
Weet dat hij destijds heeft gewoond.

zaterdag 1 juli 2017

Uit de kast (LXI): Patrick Cornillie

Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer Bij tijd en wijle – Een keuze uit de gedichten 1985-2015 van Patrick Cornillie (Uitgeverij Les Iles, Ellezelles, 2016), waaruit ik bladzijde 130 opende, met daarop het titelloze:

Dit is het ontstaan van verte:
perspectieven vriezen muurvast.
Met krakende knieën hurkt de vorst
tegen de koude ruggen van de gevels.

Blauwbekken, zuimen.
Schaduwen slaan verkleumd de
armen rond het land.

Buiten ziet eruit als een stomme film.
Voor de mond van schaarse voorbijgangers
verschijnen damppluimen als lege tekstballonnen.

Wie is echt en wat is verzonnen?

donderdag 23 september 2010

Uit de kast (17)


Deze keer plukte mijn niet door de blik gestuurde hand Mijn stilstaand woord van Roel Richelieu Van Londersele uit de poëziekast. Deze bundel verscheen in 1977 bij Uitgeverij Walter Soethoudt in Antwerpen. Ik sla het boek op een willekeurige bladzijde open, en op pagina 41 lees ik dit gedicht:

Een schietgebed is sneller dan een woord
sneller dan een antwoord dat de adem
van een brief moet gebruiken.
Zo is in mij het wachten ontstaan
onnoemlijk maar met een dak om te schuilen
en regen om dat dak waardevol te maken

morgen maak ik voetstappen,
een weg met de steun van de velden,
een spoorlijn om de genoemde gebreken
vlugger aan te voeren, en in de verte:

in de verte een rivier
om de kleur van dit wenen
niet alleen te laten.

donderdag 6 september 2012

Uit de kast (II): Piet Brak

De Verzamelde Gedichten 1964-1984 van Piet Brak (Nioba, Belsele, 1987) is de bundel die ik ditmaal met mijn ogen dicht uit de kast trok, en willekeurig open bladerde op pagina 90 waarop Dorp te lezen is:

Valavond: de kerk draagt
opnieuw een sjaal van mist en zon.

’s Morgens: de dag hangt
laag over het gras,
een oude man sluit zich op
in zijn duivenhok
en roept op elke zon.

En bomen laden weer moe
het landschap op een kruiwagen
ergens in de verte.

woensdag 20 februari 2013

Uit de kast (VII): Reine De Pelseneer

Met gesloten ogen voor de poëziekast. Welke bundel zal ik er nu weer uit halen? En welk gedicht zal ik nu zonder te kijken te voorschijn bladeren? Het wordt deze keer Aan alles vast van Reine De Pelseneer (Uitgeverij De Contrabas, 2011) waarvan ik bladzijde 41 opsloeg, met daarop Wasem:

Door damp uit de douche omvat
praat de vrouw als een gek
in zichzelf:  ‘Er is een vrouw
die op mij lijkt, maar nooit dezelfde

is. Ze speurt noest naar een naam
die haar adem herkent, blikt
walend in de spiegel, noemt zich

Tijger en trekt trage strepen
op het glas.’ Ze zou willen
dat het ochtend werd
dat ze een ander was.

zondag 4 september 2022

Uit de kast (CXXIII): Hubert Van Herreweghen


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat De bulleman & de vogels van Hubert Van Herreweghen (Uitgeverij P, Leuven, 2015), waaruit ik op bladzijde 71 Avond opensloeg:

Licht, laatste korrel licht,
draal nog even,
verlaat me niet
als ’t donker valt,
de gruwelijke nacht
waarin de dieren dolen
uit de oudste holen,
windhol en gracht
en geen oog wat ziet.
Verlaat me niet,
Wees zacht.

dinsdag 17 juni 2014

Uit de kast (XXIV): Frank De Vos

Het is een aardige manier om de poëziecollectie te gebruiken: af en toe eens met de ogen dicht voor de kasten te gaan staan en er op goed geluk een bundel uit pakken, en daaruit weer een willekeurig gedicht te plukken. Deze keer kwam In omstandigheden van Frank De Vos (Berghmans Uitgevers, 2008) te voorschijn. Daaruit, van bladzijde 32, De vogel-voorbijganger:

in doen en laten, in warme omvang, in af en aan
ligt deze ochtend nog braak met
een mus voor het raam; een laatste Mohikaan
tsjirpt zijn vluchtverhaal, hij kijkt mij aan

en immens licht een blik in mijn gezicht, plots
alsof hij viel uit de zak van een voorbijganger.

woensdag 22 december 2010

Uit de kast (20)


Iedere keer opnieuw is het afwachten welke bundel ik voor deze rubriek met de ogen dicht uit de kast pak. Tot nu toe heb ik er telkens een andere uitgehaald. Ditmaal viel mijn hand op Uit dit aarden huis van Walter Zone (in zijn jeugdjaren het pseudoniem van Jos Daelman), in 1961 verschenen bij de Antwerpse uitgeverij Die Poorte. Op bladzijde 22 staat:

Een verrekijker voor Achterberg

Op duizend lichtjaar-afstand
ligt dit bestand
van afspraak, mijn luide wens.
Ik stel mijn lens
en zie U weder naderen
zoals je was.

Ik draai de raderen
om hun laatste as.
Levend, glimlachend
vlieg je levensgroot
doorheen het bolrond glas.

woensdag 1 september 2021

Uit de kast (CXII): Philippe Cailliau


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat De moordenaar en zijn vroedvrouw van Philippe Cailliau (Groot Vizier/Hagelslag, Brussel, 1976), waaruit ik (de bladzijden zijn niet genummerd) Verzande grafzuilen opensloeg:

Bijt de nagels in het vlees
opdat de vluchtenden
de ravijn niet lachend
in storten.

Hun ruïnes drogen de
schrompele lippen de dorst
die ze voelen.
smaken niet.

Het hoofd een broos vat van tijd
een gat wit bloed stelpt
de kreten. In de borst
graven de uitgedroogde rivieren
en de honger in hun gekrompen
darmen.

En zwarte kadavers die
zweven-de gieren
in het eeuwig vlammende zand
stormen.

donderdag 2 april 2020

Uit de kast (XCV): Habakuk II de Balker


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat De gloeilampen / De varkens van Habakuk II de Balker (Uitgeverij Harmonie, Amsterdam, 1972), waaruit ik op bladzijde 18 het gedicht De traan opensloeg:

In de schaduw van t oog
(in de schaduw in de schaduw)
brandt de traan als een gloeilamp
brandt de traan en talmt daar; rust
voor hij de lange weg afrolt
lang voor een druppel zout water
omlaag langs het vlees naar de aarde.

dinsdag 3 december 2019

Uit de kast (XCI): Frank Pollet


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Anaconda van Frank Pollet (Het Vel van de Beer, Torhout, 1992), waaruit ik op bladzijde 28 (uit een aan schilder Bram Doorgeest gewijde cyclus) het gedicht ’s Morgens vroeg opensloeg:

Hij strooide huizen in het landschap
Rond en kortte schaduw af: het leek
Toch slechts of uit de grond een hap
Genomen was waar ieder schaap voor week.

Hoewel de herder ook een vlek zwart
Naast zijn schapen is, verdragen zij dat
Hij van hen zijn kleding maakt, ontwart
Wat was verward en zijn vertakte blik wat

Minder lang op hen richt. ’s Morgens vroeg

woensdag 1 december 2021

Uit de kast (CXIV): Bert Scheuter


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Smeedwerk, een in 2007 door de Stichting Bredevoort Boekenstad uitgegeven verzamelbundel, waaruit ik op bladzijde 24 Ik ben van hout van Bert Scheuter opensloeg:

Ik ben een houtman in een houtdorp.
Ik ben van de bomen die de lucht bestormen.

Ik ben niet van de grond, van de oerbanken, van het erts.
Ik ben geen alchemist.
Ik ben geen nazaat van Hephaistos de smid,
            De bijna beenloze met armen als beukenstammen.

Ik ben van de benen, niet van de armen,
            Ik ben de haas, niet de mol.
Ik ben van lucht en water, niet van vuur en aarde.

Ik ben niet van ijzer.