Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Het buikje van de kikker van René Hooyberghs (Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam, 2020), waaruit ik op bladzijde 69 Flo opensloeg:
Zeven zijn, en schoon als Flo,
idealen nog veilig verborgen in
de schuiloorden van de toekomst
nauwelijks aangeraakt door twijfel
en nog zo gauw getroost. Ze verft
een huis met een schoorsteen en
een pluim van rook: geen vertrouwen
in het centrale van verwarming.
Een rode ridder redt een blonde
jonkvrouw. Een zon (soms wel
twee) straalt als een komeet, af en toe
spelen ook maan en sterren mee,
desnoods het hele firmament. Toch al
vrouw, genen vinden overal een
sluipweg. Toch al vrouw, het raffinement,
zo onverschrokken koen en cool.