Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht uit de kast. Sorteren op relevantieAlle posts tonen
Posts gesorteerd op datum tonen voor zoekopdracht uit de kast. Sorteren op relevantieAlle posts tonen

maandag 20 januari 2025

Op de planken


Het was, en is, even wennen nu ze in de Bibliotheek Permeke de boel hebben heringericht. Onder de vanzelfsprekendheid waarmee ik me naar de afdelingen geschiedenis, strips, films en poëzie kon begeven zijn de poten weggeslagen want alles heeft voortaan een ander plekje. Zo liep ik, gewoontedier dat ik ben, naar de kasten die de poëzie niét meer herbergen maar toen ik bij de even vergeten nieuwe poëziebehuizing kwam zag ik tot mijn groot genoegen wel dat mijn bundels Eigen terrein en Bedekte termen er uit de kast waren gehaald en zichtbaar op de planken prijkten!

vrijdag 3 januari 2025

Uit de kast (CLI): Job Degenaar


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Dus dit is zomer van Job Degenaar (Thomas Rap, Amsterdam, 1998), waaruit ik bladzijde 37 opensloeg:

Gezien hoe in volkstuinen
de oogstresten smeulen, flauwe
gloed onderaan de dijk

Te weinig de gaten gedicht:
veel hartslag ebde weg;
hoe spaarzaam bloeide iets op

Door de kieren giert november,
veegt scherven van de kosmos
in de kappersluikjes van de dagen

maandag 2 december 2024

Uit de kast (CL): Leopold M. Van den Brande


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Moulin-rouge van Leopold M. van den Brande (Uitgeverij Orion Desclée De Brouwer, Brugge, 1971), waaruit ik op bladzijde 15 Een brandstapel liefde bouwen 2 opensloeg:

Het laken smeult aan je huid
met het trage ademen van je geslacht
een oester van bloed opent zich
in tranen parels van smart
het oog van gravende vissen

lijkbleek draaf je met sporen
van schaterende kraaien in de bek
doorheen de zwellende stranden
en duinen hun gehelmde geraamten
verzetten geen vinger geen bloed
en ontwapenen

geen licht dooit onder ijs de nacht

vrijdag 1 november 2024

Uit de kast (CXLIX): Frans Kuipers


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Uit hoofde van jut van Frans Kuipers (Atlas Contact, Amsterdam, 2024), waaruit ik op bladzijde 66 Botshol, lente II opensloeg:

Raadselvast in het zadel gezeten,
    mijn thuiskomst wil ik vieren in den vreemde

Mooi is de lieve als zij slaapt
    ver is zij dan en nabij is zij dan,
in den vreemde in den vreemde is zij dan

Waar is E. met het lange haar,
    waar is de klaproos in het natte gras
en waar is de kat achter het raam?
    In den vreemde in den vreemde in den vreemde

woensdag 2 oktober 2024

Uit de kast (CXLVIII): Richard Foqué


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat de dieren komen van Richard Foqué (De Bladen voor de Poëzie, Lier, 1969), waaruit ik op bladzijde 15 opensloeg:

zonder kleuren
moet ik woorden schilderen
zinnen vormen
in de mallen van mijn mond
de boom boom verven
het kind kind
en vuur vuur
zo wordt mijn penseeltong
de paarse toorts
die nieuwe namen etst

maandag 2 september 2024

Uit de kast (CXLVII): Robert Graves


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat The Complete Poems van Robert Graves (Penguin Books, Londen, 2003), waaruit ik op bladzijde 381 Like snow opensloeg:

She, then, like snow in a dark night,
Fell secretly. And the world waked
With dazzling of the drowsy eye,
So that some muttered ‘Too much light’,
And drew the curtains close.
Like snow, warmer than fingers feared,
And to soil friendly;
Holding the histories of the night
In yet unmelted tracks.

vrijdag 2 augustus 2024

Uit de kast (CXLVI): Emma Crebolder


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Zwerftaal van Emma Crebolder (Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1995), waaruit ik op bladzijde 31 Grafgeschenk III opensloeg:

Je hoeft het niet te weten straks
zo uitgestrekt en leeg, na
wat maaigoed komt de ruiter.

Hij beloofde het kleine brons
mee te geven aan jouw huls.
Komt de ruiter tussen ribben

rijdt het paardje weer naar Dogon
terug, door het koren zou je willen,
maar de Schelde heeft geen brug.

donderdag 4 juli 2024

Bloemrijk proza


Jonge sportjournalisten zouden er goed aan doen Jaarboek No. 1 – Topclub Feyenoord, dat verscheen in 1969, te lezen. Als trouw supporter haal ik dat nog wel eens uit de kast . Welk een bloemrijk proza werd er toen toch geschreven. Wat te denken van dit fragment uit het wedstrijdverslag van NAC-Feyenoord (3-1): toen Kindvall 0-1 scoorde ‘leek de Rotterdamse toekomst zo rozerood als de kleur van een bedeesde maagd die plots ten huwelijk wordt gevraagd. Maar te drommel, Feyenoord verzuimde door te drukken, meende op de lauweren te kunnen  rusten, doch zat twee minuten later met de billen op de blaren [….].’ Wat een stilistische souplesse. Feyenoord werd dat seizoen, waarin doelmannen niet zomaar reddingen verrichtten maar snode plannen van de vijandelijke midvoor verijdelden, overigens kampioen.

dinsdag 2 juli 2024

Uit de kast (CXLV): Gerrit Achterberg


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Verzamelde gedichten van Gerrit Achterberg (Uitgeverij Querido, Amsterdam, 1984), waaruit ik op bladzijde 992 Geologie opensloeg:

Koude is tussen ons
als een ijstijd, mens.
Gij zijt rotssteen.
Ik ben alluvium.

Gij zijt wet en staat.
Ik verander dagelijks,
om eenmaal ergens
nieuw land te zijn,
buiten de kaart.

zondag 2 juni 2024

Uit de kast (CXLIV): Michelangelo


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Dichtungen des Michelangelo übertragen von Rainer Maria Rilke (Insel Verlag, Leipzig, 1938), waaruit ik op bladzijde 5 Antwort des Buonarroti opensloeg:

Schlaf ist mir lieb, doch über alles preise
ich, Stein zu sein. Währt Schande und Zerstören,
nenn ich es Glück: nicht sehen und nicht hören.
Drum wage nicht zo wecken. Ach! Sprich leise.

woensdag 22 mei 2024

Een eeuw geleden


In 1923 werden de eerste en de tweede plaats in de Gran Premio D’Europa behaald door autocoureurs die een FIAT bestuurden. Waarom meld ik dat? Welnu, toen ik Secret Knowledge van David Hockney uit de kast pakte bleek daar een vermoedelijk ooit als bladwijzer aangewend reclamekalendertje in te steken. Het is van een eeuw geleden.

woensdag 1 mei 2024

Uit de kast (CXLIII): Armando


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Dagboek van een dader van Armando (Uitgeverij Tango, Leiden, 1973), waaruit ik 28 juli opensloeg:

Krijgslieden, gegroet.
Zij glinsteren van verre.
Zij hebben dikke benen
en een gulzig hoofd. En wat zijn
ze nalatig. Het doet mij even
vrezen.
Daar gaan ze weer. Ja, de Tijd
lacht, dat zie ik wel.

maandag 1 april 2024

Uit de kast (CXLII): Roger Rennenberg


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Kapmantels van tijd van Roger Rennenberg (Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam, 1993), waaruit ik op bladzijde 41 Het detail opensloeg:

zoals de blauwe halfopen
schoenen met kurken hiel
me vertrouwd zijn
herken ik meer nog je naakte benen
en verzorgde rode teennagels
om over je huid
door de gaatjes in je tricot deux-pièces
nog maar te zwijgen.

zaterdag 2 maart 2024

Uit de kast (CXLI): Tijs van Bragt


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat weier van Tijs van Bragt (Uitgeverij De Kaneelfabriek, Udenhout, 2022), waaruit ik veldnotities 4 opensloeg:

in een zaaddoos wacht een bos
een bos dat op dieren wacht

als een kleine, tikkende tamboerijn
luistert het in je hand:

je vingers, je stem

roezemoes van regen boven een akkerrand

zondag 11 februari 2024

Tranen of water?


Ik pakte Van binne n’uit weer eens uit de kast, omdat in mijn geboortestad de Vastenavend opnieuw welig tiert. Mart Franken maakte voor die uitgave elf tekeningen bij elf gedichten van mijn hand die ik telkens voorzag van een motto dat uit een Bergs Vastenavendliedje afkomstig is. Zeekant adjeu, dat ik ooit schreef bij een ets van Albert Moelker, gaf ik mee Me kenne n’aan ’t Scheld nouw nie meer pòòtje baaje. Gin Kop van ’t Òòfd atta gedocht:

Zeekant adjeu. ’Erinneringe
n’aan verdwene n’eb en vloed
wete van gin op’ouwe. Voort
leve ze en ze vrage zich af:

Zijn dit trane n’of zijn ik water?

Ik ben als Bergenaar en beheerser van het Bergs op die slotregel nog steeds bijzonder fier. Hij kan eigenlijk niet naar het Nederlands worden ‘vertaald’: dat dubbele gebruik van zijn kan alleen door Brabanders worden ‘begrepen’.

zaterdag 3 februari 2024

Uit de kast (CXL): Will van Broekhoven


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Scheldemond en klauwzeer van Will van Broekhoven (Uitgeverij Leeuwenhof, Oostburg, 2023), waaruit ik op bladzijde 9 De man met de gele hoed opensloeg:

De man met de gele hoed
is terug
en meent dat hij welkom is

Hij had iets meegebracht
om ons te verrassen
hij liet het liggen in de trein

We zouden zeker blij zijn geweest
en dankbaar

En óf we jou hebben gemist
je gele hoed en de manier
waarop je ineens kon verdwijnen
weergaloos zoals je
verrassingen laat liggen

dinsdag 2 januari 2024

Uit de kast (CXXXIX): Wim van Til


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Waar hij geweest is van Wim van Til (Uitgeverij Opwenteling, Eindhoven, 1986), waarin op bladzijde 20 staat:

Waar hij is, waar hij was,
waar hij had kunnen zijn. Zijn moeder
had van hem altijd het hoogst
bereikbare verwacht. Nu stapt hij uit,

een verlaten station. Een weg door de velden.
Hij stiefelt gehaast langs het kerkhof.
Hij graaft zich in
achter zijn hordeur, achter zijn venster.
Zijn kijk op de wereld. Zo
houdt hij vol dat er nooit
iets verandert.

Hij zal zien wat hij wil zien,
de rest zal hij vergeten.

maandag 4 december 2023

Uit de kast (CXXXVIII): Geert Jan Beeckman


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Aardelingen van Geert Jan Beeckman (met foto’s van Eddy Verloes en muziek van Jef Neve, Uitgeverij Snoeck, Gent, 2022), waaruit ik op bladzijde 18 De ziel in een hoofd van was opensloeg:

Wat doe je met de glimlach van een wil.
Met de kater van het gemoed.
Een gelaat gewekt door dageraad
moet de vragen verlossen.

Daar zijn beelden van.
Biechtstoelen van stilte.
Stukken van mensen.
Een ziel in een hoofd van was.

Voor de engelen is het nog een hel
wie de levenden zal bovenhalen
met een dwangnagel van lawaai.

Straks krijgt de weervoorspeller zijn heelal.
Het is nog even onmogelijk maar je bent er al.

Je denkt reeds wat je met de ogen aankan.

vrijdag 3 november 2023

Uit de kast (CXXXVII): Jef van Kempen


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Laatste bedrijf – Een keuze uit de gedichten 1962-2012 van Jef van Kempen (Uitgeverij Art Brut, Tilburg, 2012), waaruit ik op bladzijde 18 Talent opensloeg:

Om bedachtzaam
te lijken,

bal ik
de vuisten

op de rug.

maandag 2 oktober 2023

Uit de kast (CXXXVI): Paul Rigolle


Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat Mond- en clownzeer van Paul Rigolle (Yang Poëzie Reeks, Gent, 1980), waaruit ik bladzijde 28 met daarop De bloemenman (2) opensloeg:

Zo aangetast. Doorvreten van de papaverslaap
van koele planten, weet hij alleen nog:

Hoe kort voorbijgangers kunnen duren.
Hoe unheimisch en ellendig traag
een dag naar zijn einde toe kan kruipen.

En hoe leerde hij, zolang al, de distel
veel meer dan de roos te vertrouwen.