Ik was even bezig met de geschiedenis van de ajuin/ui, en ontdekte dat
daarvan in de Bijbel slechts één keer sprake is. In Numeri 11:5 zeuren de joden
tegen Mozes dat hun eten zo weinig gevarieerd is. In de Statenbijbel luidt het:
‘Wij gedenken aan de vissen, die wij in Egypte om niet aten; aan de komkommers,
en aan de pompoenen, en aan het look, en aan de ajuinen, en aan het
knoflook.’ In de Willibrordvertaling staat: ‘Wij hebben heimwee naar de vis die
wij in Egypte voor niets te eten kregen, naar de komkommers en de meloenen,
naar de prei, de uien en het knoflook.’ Ik citeer beide versies niet omdat in
de ene sprake is van ajuinen en in de andere van uien – die woorden geven
immers dezelfde groente aan – maar omdat het me opviel dat de pompoenen uit de
Statenbijbel in de Willibrordvertaling plotsklaps meloenen zijn. En dat zijn toch
echt verschíllende gewassen! Mij kan dat weinig schelen, maar ik sluit niet uit
dat er scherpslijpers bestaan voor wie zoiets reden zou zijn om over te gaan
tot de oprichting van een nieuwe sekte. De Kerk van de Onveranderlijke Pompoen
of iets dergelijks. Dat de pompoen van oorsprong Amerikaans is en pas in de
zestiende eeuw naar de Oude Wereld kwam hoeft voor zulke lieden vanzelfsprekend
geen beletsel te wezen.