Zouden sommige dingen dan toch gewoon
in de genen zitten? Mooi plaatje, waarbij ik moest denken aan de ondertussen
gelukkig weggedeemsterde Robert Kilroy-Silk. Die vroeg ooit in zijn
BBC-televisieprogramma Kilroy (het
gespreksonderwerp ben ik vergeten, maar het had iets met emancipatie van doen)
aan een dame in spijkerbroek die in zijn studio te gast was What is it? Is it something in your genes?
Ik zal nooit vergeten welk een dodelijke blik de mevrouw in kwestie hem
toewierp omdat ze dacht dat hij zei Is it
something in your jeans?
Met zeer veel graagte neem ik de
inhoud van dagbladen, dichtbundels, naslagwerken en tijdschriften tot me. Aan
proza beleef ik zelden genoegen. Op de een of andere manier mis ik het talent
om me door die vele pagina’s (prozaschrijvers hebben naar mijn smaak meestal te
veel bladzijden nodig om to the point
te komen) te ploegen, dus vaak haak ik rap af. Zoals ik reeds aangaf: dat ligt
aan mij. Maar zo af en toe zijn er wonderbaarlijk schone boeken die me gelijk
naar binnen weten te trekken en vast weten te houden. Omdat ze, tja, eerder
poëtisch dan prozaïsch zijn. Vanaf deze plaats een wat mij betreft dik
verdiende pluim op de hoed van Leen Huet, wier betoverende Almanak ik pas nu ontdekt heb….
Ontroerend om te zien hoeveel moeite
men doet om het nog immer niet aan de verpaupering ontkomen De Coninckplein een
wat vriendelijker aanzicht te geven, ontroerend….
Er zijn tijden geweest dat ik
dierentuinen zielig vond voor de dieren erin. Maar sinds ik een abonnement op
de Zoo heb, stelde ik mijn blik bij. Het is góed dat er dierentuinen zijn, want
anders zouden sommige soorten simpelweg niet meer bestaan. Neem, een
willekeurig voorbeeld, de Tragelaphus eurycerus
isaaci: daarvan leven er in de oorspronkelijke biotoop minder dan….150.
Dankzij de Zoo blijft dit beeldschone beest behouden. Ik zie in de nabijheid
van de bergbongo liever dagjesmensen dan stropers.
Mijn Engels is goed genoeg om te
begrijpen voor wat voor soort bedrijf dit busje zich inzet, maar voor ouderen
zal het toch vraagtekens oproepen. Of oplossingen aan te lijken reiken: wie
zelf niet op rooftocht durft, doet een beroep op deze firma. Een soort A-team
bestaande uit advocaten, ex-ministers van financiën en bankiers….
Buurman Danny is het er mee eens dat
onze facteur zijn best heeft gedaan de uitnodiging zonder huisnummer in de brievenbus
te krijgen (zie het Gemengd Bericht
van donderdag jongstleden), maar wijst er op dat het nog straffer kan. In 1919
hoefde je niet eens een stráátnaam in de adressering te vermelden, getuige Den Heer Rufin Van Gucht, Bakker, Liedekerke,
Prov. Braband [sic] (aangenomen natuurlijk dat deze kaart ooit effectief de
bestemmeling heeft bereikt).
We waren op een feestje van
generatiegenoten. We begroetten elkaar persoonlijk. Hoe lang het niet geleden,
en hoe goed we er nog uit enzovoorts. Waarlijk ouderwetsch. Dat realiseerden we
ons des te meer op de terugweg. De nieuwe generatie zit vast aan toetsjes. De
man en vrouw naast ons bekeken afzonderlijke apparaten, en ook de passant zat
met een snoertje vast aan muziek in zijn oren….
Fantastische persiflages op de
briljante stripreeks Blake &
Mortimer van de Belgische tekenaar Edgar P. Jacobs zijn Schaduw over het Britse Rijk en De duivelse valstrik van Pierre Veys en
Nicolas Barral. En dat zijn….Fránsen! Reden te meer voor een extra applaus
omdat zij hun Nationale Trots ondergeschikt maakten aan het gedachtegoed van Blake & Mortimer. Ik kon alleen om
dit detail alleszins al smakelijk lachen….
Een uitnodiging voor een
tentoonstelling. Uit Nederland. Van iemand die mijn huisnummer niet weet. Akkoord,
het duurde even voor ze er was maar complimenten voor onze facteur: als adres
slechts Bourlastraat ?, en tóch
netjes in onze brievenbus!
Een zoetekauw ben ik absoluut niet,
en met koekjes doe je mij dus geen plezier, maar ik word wel altijd vrolijk van
de Koekjesboulevard die ze hier in de
Carrefour zo fleurig hebben ingericht….
Voor
de poëziekast met de ogen toe. Welke bundel zal ik er nu weer uit plukken? En
welk gedicht zal ik nu zonder te kijken te voorschijn bladeren? Het wordt Graafschap – Gedichten 1968-1969 van
de betreurde Wilfried Adams waarvan ik bladzijde 4 opsloeg, met daarop Na een jeugd:
Zo schreef ik in heldere luchten
landschappen van water en aarde ik stond met de zon op goede voet vurig betoonde zij zich en trouw
Ik was jong
mijn handen spraken klare taal
Nu ga ik teloor in ontheemde gebaren
en aan mijn stamelende vingers ken ik amper mezelf.
Op zoek naar een ochtendkoffietje
stapte ik het station van het sympathieke Oost-Vlaamse stadje Oudenaarde uit en
onmiddellijk de daar direct tegenover liggende kroeg in. Pas toen ik weer
buiten stapte zag ik dat die Stad Brugge
heet. En dat de zaak ernaast Stad Brussel
heet. En de zaak op de hoek van de Stationsstraat daar rechts Stad Gent. Geen een die Stad Oudenaarde heet. Merkwaardig, toch?
Gisteren werd in het Centrum van de
Ronde van Vlaanderen (CRVV) in Oudenaarde het boek van de vierde editie van GeelZucht voorgesteld, een uitgave van
De Letterloods in Puyvelde. Het ziet er wederom prachtig uit. Op de fraaie omslag
(een ontwerp van Marino Pollet) prijkt een foto van François Faber. Die won de
Tour de France in 1909. Zes jaar later sneuvelde hij in de Groote Oorlog.
Voor aanvang van de voorstelling
werden de boeken gesigneerd. Op de onderste foto (van Paula Vanstreels) zijn
van links naar rechts Miel Vanstreels, inleider Dirk Nachtergaele, Willie
Verhegghe, Fleur De Meyer en uw dienaar daar mee doende. Op de bovenste (van
Philippe Cailliau) van links naar rechts Frank Pollet, Willie Verhegghe, Fleur
De Meyer, Bert Bevers, Miel Vanstreels, CRVV-directeur Rik Vanwalleghem en Dirk
Nachtergaele.
Toen ik in mijn geboorteplaats Bergen
op Zoom op de Zuidwestsingel kuierde zag ik op een vensterbank een modelletje
van een ijskar staan dat me onmiddellijk terugwierp in de tijd. De oude foto,
genomen op de hoek van de Plataanstraat en Kastanjelaan, dateert vermoedelijk
uit 1960 of 1961. De naam van de werknemer van de firma Crusio is me onbekend.
Het indiaantje op het zadel is mijn broertje Peter. Ernaast ons ma. Vooraan
links mijn toenmalige vriendje Wendel de Kousemaeker (een prachtnaam, vind ik
nog steeds – hij verhuisde een paar jaar later met zijn familie de stad uit,
geen idee wat er van hem geworden is) en ik.
Kreeg een aardig presentje van Bram:
een heuse Cohiba Linea Siglo V, een
Cubaanse longfiller van 170 x 17.07 millimeter.
Wat een kánjer in vergelijking met de bescheiden Mercator Junior die ik normaliter aansteek….
Wat is het internet toch geweldig!
Zoek ik op landkappertje (een
spelletje dat we vroeger wel speelden, waarvan ik twijfelde of het nu
landjepik, landje veroveren of landkappertje heet), en kom ik een gedicht tegen
van….mezelf!
Hij is zo’n ontspannen poes, maar
soms schiet Stefke in een heuse jachthouding als hij een indringer op de korrel
heeft. Zelfs als die zich buiten bereik, achter glas in dit geval, bevindt. Zo
durfde er zomaar een duif neer te strijken op ons, dus ook zíjn, balustrade.
Waar die het lef toch vandaan haalde. Er zat tussen het verschrikt opfladderen
van de vogel en de foto hieronder werkelijk maar een milliseconde….
Het blijft me verbazen hoe je je hier
pal om de hoek, nota bene parallel aan de drukke Leopoldstraat, in een deel van
de Kruidtuin waarlijk midden in het bos kunt wanen….
In het huidige bestaan is Geertje de
belangrijkste vrouw in mijn leven. Dankzij speurwerk van mijn broer, die de
familiestamboom helder probeert te krijgen, leerde ik dat een eerdere Lambertus
Bevers ook al een Geertje nabij heeft gehad, zij het niet als lief maar als
moeder: die Lambertus werd gedoopt als zoon van ene Laurens Wilm Bevers en diens gade Geertje (Dirk is nog wel,
de achternaam niet leesbaar). Mooie vondst, broer!
Ooit moet het een wonderschoon
station zijn geweest, maar o wat is dat van Vilvoorde toch verloederd. Het
glas-in-lood is geschalodderd, het
ijzer van de zo mooi ontworpen overkappingen roest, en het lekt er waar het
maar kan. En dat heeft allemaal ook zomaar kunnen plaatsvinden onder het bewind
van oud-premier Jean-Luc Dehaene, die er lang burgemeester was. Hoe spijtig,
hoe spijtig….
Het was tijd voor wat geblader door
oude albums. Op deze foto ben ik vermoedelijk een jaar of vijf. 1959 dus. Ik
had op het binnenplaatsje van oma en opa een tentje gebouwd, en kreeg daar
gezelschap van mijn Ome Ko (de broer van mijn moeder zaliger). Wat een
prachtige vetkuif had hij toch. Hij is juist vandaag trouwens jarig. Nog vele
jaren Ome Ko!
Bisschopstangare, blauwkapmotmot, braamsluiper,
groefsnavelani, hamerkop, hazelhoen, kroeskoparassari, kuifzaagbek, letterwouw,
maskergors, parelhalstortel, pompadoercotinga, roelroel, roestvleugeltiran,
roodsnaveltok, trapvechtkwartel, vorkstraatscharrelaar, witkruinlawaaimaker, witwangstern,
woudaapje, zilvertaling, zonneral. Het lijkt wel of Kapitein Haddock aan het vloeken
is. Ik heb er echt niet één verzonnen….
Zat op de Groenplaats, met zicht op
de kathedraal, op tram 4 te wachten toen die kathedraal plots passeerde: op de
zijkant van de tram aan de overkant. Merkwaardig om juist op een plaats te
vertoeven op het moment dat je ‘uitzicht’ langskomt….
Ik had wel in de gaten dat hij zich niet
helemaal lekker voelde, maar wat er precies aan de hand was wist ik niet. Maar
Stefke was binnen een mum weer zijn eigen zelf. Pas later snapte ik wat het
probleem was geweest: er moest een haarbal uit. Die vond ik bij het stofzuigen.
Best een groot ding nog. Begrijp wel dat zoiets dwarszit.
Ik ben nog van een generatie die Dpl. Sld. is geweest. Ja ja, kinders:
vroeger moesten jongemannen nog in militaire dienst als Dienstplichtig Soldaat. Wat me opvalt nu ik dat oude militair
paspoort van me weer tegenkom is, los van het feit dat ik toen nog jong en mooi
was en dat de nietjes waarmee mijn pasfoto in dat document werd gehecht zijn
verroest, de vermelding RK. Zou ik,
hetgeen in een essentie toch vooral protestantse natie als Nederland is niet
verwonderlijk zou zijn, dáárom niet onmiddellijk tot opperbevelhebber zijn
bevorderd?
De brilberen in de Zoo hebben voor
een nakomeling gezorgd, hetgeen redelijk bijzonder is voor deze dieren. Het
mannetje en het vrouwtje moeten elkaar namelijk echt mogen vooraleer er tot
copulatie wordt overgegaan, dus je moet echt hopen op een klik. De kleine Tremarctos
ornatus heeft het uitstekend naar
de zin. Hier zie je Oberon dollend met en weghollend van zijn moeder.
Een tijdje terug schreef ik dat het
een schande was dat Antwerpen geen voetbalclub in de hoogste afdeling heeft, en
dat de meeste grote Europese steden er wél een hebben. Een artikel in Het Nieuwsblad leert me echter dat het
wel meevalt: ook Düsseldorf, Keulen, Leeds en Zaragoza zijn dit seizoen
verstoken van een eersteklasser!
In het charmante dorpje Hoeilaart
woont Marc Sleen, de schepper van de originele stripreeks Nero. We streken neer
op het terras van het Nerocafé, dat is gevestigd in het oude tramstation. Voor
het gebouw staat een meer dan manshoog beeld van Nero, met één parmantige haar
op zijnhoofd.
Als je het gebouw van de zijkant
nadert vermoed je in eerste instantie, vanwege het glas-in-lood, dat er een
religieuze bestemming aan werd gegeven. Maar van binnen (waar tientallen
originele tekeningen van Sleen hangen) uit zie je pas dat het glas-in-loodramen
vol hoofdfiguren uit de stripreeks zijn: Adhemar, Meneer en Madame Pheip, Jan
Spier, Tuizentfloot en vele anderen zijn er treffend in vormgegeven.
In al Zijn wijsheid zou Hij nog niet
weten dat het een Fransman was die tot hem bad, hooguit een Franstalige. Maar
ik moest toch grinniken om deze passage uit Een portret van de kunstenaar als jongeman van James Joyce: “Het
was enorm zo over alles en overal over na te denken. Dat kon God alleen. Hij
probeerde te denken wat een enorme gedachte dat moest zijn maar hij kon alleen
maar denken aan God. God was Gods naam zoals zijn naam Stephen was. De Fransen
noemden God Dieu en dat was ook Gods
naam; en als iemand tot God bad en Dieu zei
dan wist God meteen dat het een Fransman was die bad.”
Toen ik en passant naar
het terras keek zag ik Stef in de weer met iets. Het bleek een mooie dikke bombus terrestris die hij knock out had
geslagen. Hij stond op het punt er mee te gaan spelen, maar daar stak ik mooi
een stokje voor. De hommel op de kaft van een Nabokov gezet en naar de anemoon
in het voortuintje gebracht, waar hij een tijdje op een blad uit heeft zitten
blazen om vervolgens naar de ijzerhard te kruipen. Ik zie hem niet meer, dus ik
hoop maar dat ik er op tijd bij ben geweest….
Zet die Cadillac recht?Hoezo?Raise that Cadillac
verstond ik de eerste keer dat ik het nummer (in 1991, van het album Night Ride Home) hoorde. Denk daaraan
nu die wonderschone Joni Mitchell op de radio passeert met Ray’s Dad’s Cadillac. Nu weet ik beter. Héérlijk nummer overigens,
een echte oorwurm….