Toen in een ver Mesopotamisch
verleden het Soemerische spijkerschrift werd overgenomen door de Semitisch
sprekende bevolkingsgroep, werd het aangepast aan de eigenaardigheden van hun
taal. In eerste instantie namen zij de Soemerische tekens over maar spraken ze
die in het Akkadisch uit. Het gebruik van klanktekens nam sterk toe om de
uitspraak en de functie van een woord in de zin te kunnen bepalen. Voor of na
het woord geschreven, maakten dergelijke determinatieven duidelijk dat het om bijvoorbeeld
de naam van een houtsoort ging, om een persoons- of godennaam, een stads- of
landennaam of een diersoort. Zij werden niet uitgesproken.