Eens in de maand ga ik voor deze rubriek met de ogen dicht voor mijn poëziekast staan om daar een willekeurige bundel uit te nemen. Deze keer is dat De vrouwelijke verzen van Clem Schouwenaars (Uitgeverij Ontwikkeling, Antwerpen, 1960), waaruit ik op bladzijde 27 Vrouwen opensloeg:
ik heb de vrouwen lief
omdat hun woorden witgesluierd zijn
niet om de wonderen van zeven ledematen
noch om de misdaad van hun ogen
ik heb de vrouwen lief
alleen daar zij in witte sluiers
van hun woorden warmer dan het wonder
dan de misdaad zijn van al mijn ledematen